RACE AROUND THE NETHERLANDS DAG 3: VAN APPINGEDAM NAAR AMSTERDAM

In Appingedam scheppen ze er genoegen in om ’s nachts om drie uur rolcontainers te lossen onder het raam van nietsvermoedende deelnemers aan de Race Around The Netherlands. Achteraf misschien begrijpelijk. Gezien de ligging van het plaatsje is het waarschijnlijk het begin dan wel het eind van een lange logistieke dag.

Het maakt dat ik om 4 uur weer klaarwakker ben voor mijn eigen lange logistieke dag. Ik stiefel naar de koffieautomaat op de gang. Die spuwt iets uit dat om Hitchhiker’s Guide to the Galaxy te parafraseren is ‘a liquid that was almost, but not quite, entirely unlike coffee.’ Ik herhaal het experiment, met hetzelfde resultaat. De bonen moeten op zijn. Chagrijnig neem ik mijn toevlucht tot een cafeïne houdende kauwgom.

Eemshaven

Het is koud, tegen het vriespunt aan. Ik verdwaal even in Appingedam (het kan!) en hervind gelukkig toch de route van de RATN. Ik rol de bebouwde kom uit en het is weer prachtig. Een heldere ochtend, maan aan de hemel, de einder die lichterblauw kleurt en dan met allerlei andere prachtige schakeringen de komst van de zon aankondigt.

Ik rol door een paar mooie, slapende dorpjes naar de immense lelijkheid van de Eemshaven. Windmolens, industrie, terminals. Ik slinger er via een smal fietspad heen. Uit de struiken komt een in lycra geklede fietser opgedoken. Om te illustreren hoe maf de deelnemers aan de RATN zijn. Er zijn er ook die buiten bivakkeren. Helden! Of ongevaarlijke gekken?

Waddendijk

Na de Eemshaven vangt de schier eindeloze Waddendijk aan. Een dijklichaam voor zover het oog rijkt. En koude bries schuin tegen. Mijn handen zijn verkleumd. Zelfs een bidon pakken is een onderneming. Ik mijmer weg. Is dit niet het gebied waar de dijken bestaan uit een slaper, een waker en een dromer? Ik weet het niet meer; het kan me ook niets meer schelen.

Ik bevind me in het eindeloze niets. Zo voelt het. Rationeel weet ik dat het tegendeel waar is. Vergeleken met Amerika is dit verre van eindeloos. En het op de zee gewonnen, gecultiveerde landschap kun je ook moeilijk ‘niets’ noemen.

Om de zoveel kilometer moeten we door een hek, even van de fiets af. Uit het ritme. Overigens een ritme dat er eigenlijk niet is. Het asfalt is niet denderend, dus in een aerodynamische houding op het ligstuur de kilometers wegmalen is al lastig. Dat schokt te veel. Andere belangrijke hindernis zijn de talloze schapen. Die liggen op het in de eerste zonnestralen opwarmende asfalt. En ze staren me aan alsof ik gek ben. Slimme beesten, schapen.

Het betekent evenwel om de wollige creaturen heen laveren. Niet geheel zonder risico, want de volwassen schapen blijven flegmatiek liggen, maar de lammetjes willen uit schrik nog wel eens wegspringen. En dat kan ook de verkeerde kant, die van mijn voorwiel, op zijn.

Ondertussen is mijn fiets ook getooid met dikke klodders schapenstront. Waarom wil ik dit? De zonsopkomst is prachtig maar het blijft bloedkoud. Aan de dijk komt geen einde. Ja dan toch doemt Lauwersoog op. Maar daar is afgezien van uitgebreide bouwwerkzaamheden niets te bekennen. In ieder geval geen winkel of horeca die op dit tijdstip open zijn. Dan maar op naar Harlingen. Ik heb voldoende mondvoorraad bij om ergens een pauze te houden.

Nog meer Waddendijk

Had ik al gezegd dat de Waddendijk eindeloos is? Ik vind ‘m deprimerend eindeloos.

Langzaam draaien we meer naar het zuiden en daarmee komt de wind ook meer tegen te staan. In letterlijke en overdrachtelijke zin. Er is toch een lief, mooi lichtpuntje. In Moddergat staat een bakfiets klaar met water, repen en een bemoedigend bord voor de RATN deelnemers.

Dan door. Soms buitendijks, soms binnendijks. Eindeloos en eindeloos. Ik besluit door te malen tot Harlingen. Voor zover er van een actief besluit sprake is. Mijn lijf fietst gewoon door. Ik passeer Holwerd, waar de pont naar Ameland gaat. Ik bedenk dat de volgende plaats met een pont naar het Wad Harlingen is. Dus hoe ver kan het nog zijn? Tot ik me realiseer dat het nog de volle lengte van Terschelling is. Met wind tegen.

In de verte zie ik op een gegeven moment toch de contouren van Harlingen opdoemen. Dat geeft moed. Maar snel komt het niet dichterbij. Dit is de tweede keer van mijn leven dat ik naar Harlingen fiets. De eerste keer was in mijn studententijd met windkracht 5 tegen op de Afsluitdijk. Deze keer is net zo mentaal deprimerend. Dan toch de bebouwde kom. Ik zoek een supermarkt op en zijg neer met de verworven lekkernijen.

Haat

‘Het ergste zit erop’ hou ik mezelf voor. Na Harlingen draaien we echter de buitenkant van de dijk op, aan de kant van de Waddenzee. Slecht, stevig hobbelend asfalt en wind vol in de bakkes. Het is harken. Een diepe haat naar degene die de route heeft gemaakt komt in me op. Waarom dit? Waarom niet gewoon binnendijks over de gladde weg?

Dan toch een verlossende afslag over de dijk naar het binnenland. En dan Zurich, markering van de Afsluitdijk. Toch een momentje. Nog meer omdat de route nu om de zoveel kilometer door plaatsjes komt, die een welkome mentale afleiding vormen na het eindeloze niets van de Waddendijk. Bovendien is er in deze iets meer bewoonde wereld meer beschutting tegen de wind.

Parallel universum

Ik bedenk een motto voor de dag: ‘het gaat niet hard, maar het gaat wel vooruit.’ Of in mijn moedertaal, het West-Brabants: ‘’t gaot nie ‘aard, maor ’t affeceert wel.’
Dat is mijn definitieve doorgang naar het paralleluniversum van de ultrafietser. Niet als een wielrenner bezig zijn met snel gaan, aanklampen, demarreren, maar met lang fietsen, ver fietsen en vooral gewoon doormalen.

Ommekeer

Workum, dan Hindeloopen, dan Stavoren. Hallo vrouwtje! Het voelt als een omgekeerde Elfstedentocht. Mijn gemoed keert ook om. Ik geniet van de plaatjes, het landschap en langzaam draaien we naar het oosten, waarmee de wind een tijdje in de rug blaast.

Tot mijn stomme verbazing blijkt Friesland hoogtemeters te kennen. In Gaasterland krijg ik zowaar wat beklimminkjes te verwerken. Dat wist ik niet. Maar het is een prachtig landschap. Achteraf lees ik dat het stuwwallen betreft. Dan doemt de schoorsteen van het Woudagemaal op. Lemmer! Nieuw ijkpunt in de route. Ik gooi mijn anker weer uit bij een supermarkt. Daar schuif ik een pastasalade naar binnen.

Wonderpasta

Die blijkt wonderen te doen. Want ik draai vervolgens de dijk van de Noordoostpolder naar Urk op, waar de wind weer tegen komt te staan. Maar ik kan goed doortrappen en mijn benen leveren ogenschijnlijk moeiteloos prima vermogens.

Een Zwitserse collega deelnemer kruipt in mijn wiel (dit heb ik niet geschreven). Op een gegeven moment spreekt hij zijn bewondering uit voor mijn kracht. Een bekende wielrentruc. Ik maal door en door en Urk doemt al snel op. Ik ben hier nog nooit geweest. We rollen er rustig doorheen, oppassend voor de dagjesmensen die niet bedacht zijn op een paar mafkezen op fietsen. Ondertussen vertel ik de Zwitser over de geschiedenis van deze plek.

Fluks door over de Ketelbrug naar Lelystad. Weer een lange dijk met wind tegen. Gelukkig ook weer goede benen. We komen voor mij in bekend gebied, dus ik weet waar ik wil pauzeren: in de haven zit wat horeca. Daar besluit ik naar Amsterdam door te rijden vandaag.

Rekenen

Want het grote dagelijkse rekenen is begonnen. Mijn streven is om de RATN in zeven dagen te voltooien. Dat is gemiddeld 280 km per dag. De eerste dag was korter, dus dat betekent dat ik dat weer ‘in moet halen’. Dat heb ik gedaan op dag 2. Slapen in Lelystad zou ‘op schema’ zijn. Maar Almere betekent winst boeken die later weer van pas kan komen. En ik weet dat het van Almere naar Amsterdam a. niet zo ver is en b. wind mee. Het wordt dus Amsterdam. Hoe bizar het ook is om in de plaats waar ik 32 jaar heb gewoon in een hotel te gaan slapen. Het betekent ook nog meer winst op het schema.

De Oostvaardersdijk naar Almere is goed te doen. Ik blijf kracht in mijn benen houden en de wind lijkt iets afgezwakt. Bij Almere staat deze toch even vol tegen, maar ook daar kom ik goed doorheen. Vlak voor de Hollandse brug doemen drie bekende gestaltes op. Collega’s Andrea, Margrietta en Marissa komen me aanmoedigen. Wat geweldig! Een korte stop, een praatje, foto’s en dan op naar Amsterdam.

Paden waarlangs ik talloze malen heb gefietst. Een hotel in Zeeburg dat ik gebouwd heb zien worden. Ik introduceer een nieuwe tactiek: voor het hotel in een supermarkt diner in de vorm van een maaltijdsalade én ontbijt halen. Dan hoef ik mijn kamer niet meer af en is het echt eten, douchen, slapen en door. Nog weer een stap dieper in het universum van de ultrafietser.

Ik realiseer me dat ik in een dag van Appingedam naar Amsterdam ben gefietst. Het kan blijkbaar!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *