Gaul! Mont Ventoux Challenge dag 4, de Ventoux

De eerdere 500km en 9000 hoogtemeters ten spijt, op 20 mei is het zover: op het programma staat de beklimming van de Mont Ventoux, het doel van de reis. Nu geen saamhorigheid in groepen, geen klimmen op reserve, geen spielerei meer. Nee, vandaag is het snoeiharde koers, man tegen man, vrouw tegen vrouw, en vooral mens tegen berg. Zo snel mogelijk van Bédoin naar de top van de Ventoux. Dat is het doel.

Al de hele reis worden streeftijden uitgewisseld en klimcapaciteiten ingeschat. Gaul! voorzitter Max vrolijkt het ontbijt op door iedereen nog eens naar haar of zijn persoonlijke doelstelling te informeren. Iedereen doet z’n best zo ontspannen mogelijk over te komen.

Weer

Punt van zorg is het weer. Het is zonnig, maar aan de einder kondigen zich donkere wolken aan. En in het dal staat het al flink hard te waaien. Hoe moet het dan op de top zijn? Ook reppen sommige weerberichten van onweersdreiging. Kortom, een lekker dagje om de Ventoux op te rijden. Vooralsnog lijkt het echter stabiel genoeg te zijn om de uitdaging door te laten gaan.

Band

We hebben alle tijd voor de start, dus we preparen ons rustig. De tocht is ook niet lang, dus weinig twijfel dit keer over welke kleding aan te doen of welke voeding mee te nemen. Bij het verzamelen controleer ik nog even mijn banden en ontwaar een scheurtje in mijn voorband. Waarschijnlijk heb ik dat opgelopen in de afdaling van de Col de l’Homme Mort de dag ervoor, waar ik liggend in een bocht even werd weggezet door een steentje.

In overleg met de ruim aanwezige deskundigen besluit ik geen risico te nemen en mijn buitenband te vervangen. En dat terwijl we ongeveer op punt van vertrekken staan. Stress! Nu ja, dat valt wel mee hoor, een band verwisselen is een klusje van niets dat in enkele minuten geklaard is. De grootste stressfactor zijn de 24 materiaalfreakerige, fietsfanatieke Gaulisten die op mijn vingers kijken. Toch vliegt de band soepel om de velg en ben ook ik helemaal startklaar.

Bédoin

We rijden in gesloten peloton van de camping in Mazan naar het plaatsje Bédoin, de beroemde startplek voor de moeilijkste van 3 mogelijke beklimmingen naar de top van de Mont Ventoux. Enkele dames in de groep weten nog volop gespreksstof te vinden, maar om me heen toch vooral geconcentreerde en stille koppies. Mentaal zijn we al aan de klim bezig.

In Bédoin rijden we langs voor mij bekende plekken naar de parkeerplaats net buiten het dorp waar het startschot zal vallen. Daar zie ik dat Jeroen van Calseijde, soeverein winnaar in 2011 in een tijd van 1:16, zelfs zijn bidonhouders van de fiets heeft geschroefd om gewicht te besparen! Hij neemt het echt serieus, en dan vooral de dreiging van debutant Jakob van der Wier, die ook snoeihard een berg op kan fietsen.

Aanloop

Het startschot valt en de geel-zwarte groep vermetele Gaulisten zet zich in beweging. Alle adrenaline en opgekropte ambitie wordt meteen botgevierd op de pedalen. Het is meteen vol koers. De wind staat hard tegen, maar dat mag de pret niet drukken, het is rammen, rammen, rammen. Ik breng mijn lessen uit eerdere cyclosportieven in de praktijk: ik schuif wat posities naar voren en besluit het wiel voor me niet los te laten. Mijn hartslag loopt op tot net iets onder het omslagpunt. Ah, ik kan dat niveau dus ondanks de inspanningen de dagen ervoor toch halen!

Achterin waaien wat mensen eraf, of ze zijn zo verstandig wat rustiger aan te doen. De weg begint met enkele procenten omhoog te lopen, terwijl de wind ons blijft geselen. Ik wil me niet opblazen voor de echte beklimming, dus besluit tegelijk met nog iemand dat het tijd is om niet coute-que-coute bij de eersten te blijven, maar de tweede -mongolen- waaier te vormen. We houden de koplopers in het vizier maar doen iets rustiger aan. Onderweg rapen we de slachtoffers van het hoge tempo voorin op: Martijn Kieboom, Max Schreuder.

Bos

De weg gaat steeds serieuzer omhoog lopen. Door de lagere snelheden wordt de wind iets minder een factor. Ik voer de tweede groep aan, Martijn Kieboom lost me af. De anderen hebben geen zin, of geen benen, om kopwerk te doen. Dat maakt me niet zoveel uit, het is zo toch ieder voor zich.

Vlak voordat de haarspeldbocht opdoemt waar het beruchte ‘bos’ begint, zien we Ton Verbon, de laatste die uit de kopgroep is gewaaid. Dan het bos. Na het ‘Bos van Wallers’ uit Parijs-Roubaix het meest beruchte bos uit de wielrennerij. Om heel andere redenen. Hier geen prehistorische keien op de weg, maar 9 kilometer lang genadeloze en moordende stijgingspercentages van 9% en meer. Om iedere bocht een nieuwe bocht die onbarmhartig omhoog blijft lopen. Nergens een spoor van einde, van rust. Een slagveld van geknakte wielerego’s, dat is ‘het bos’.

Van kop af pak ik mijn eigen tempo. Ik kruip naar Ton toe en ga over hem heen. Achter me voel ik de groep uitrekken. Ze kunnen mijn wiel niet houden. Nog steeds zit ik op een hartslag van rond de 160, net iets onder mijn omslagpunt. Dat moet ik lang vol kunnen houden en zo voelt het ook. Kracht in de benen, het vermogen om een redelijk hoge trapfrequentie vol te houden. Opvreten zal ik het, dat beruchte bos!

De Gaulisten waarmee ik aan de klim begon rijd ik nu echt op afstand. Daartussen jongens waarvan ik verwacht dat ze sneller klimmen dan ik. Goed, we zijn er nog lang niet, maar het geeft een machtig gevoel. Op de iets minder steile stukken schakel ik bij en maak wat extra tempo. Het is tenslotte een tijdrit, iedere seconde telt.

Dan een hoop herrie. Een sliert Ferrari’s, Porches en ander snel geweld komt op hoge snelheid en met dito toerental langsracen. Een van die bolides moet een tegenligger ontwijken en scheert daarbij rakelings langs mijn stuur. Ik vloek binnensmonds, op dit soort asociaal gedoe zit ik nu niet te wachten. Bovendien zijn de uitlaatgassen voor een astmaticus als ik niet bepaald een genoegen.

Mijn tempo blijft goed, maar de krachten vloeien druppel voor druppel weg. Ik moet er meer moeite voor doen, moet mezelf dwingen mijn hartslag hoog te houden. Ik rijd langs de filmploeg, maar heb geen puf meer naar de camera te lachen. Bernadette roept dat ik 41 minuten onderweg ben. Ik probeer te rekenen tot wat voor eindtijd me dat gaat brengen. Maar mijn neocortex staat uit. Alleen nog maar instinct dat me verder de berg op hijst.

Wanneer komt er een einde aan dat gruwelijke bos! Weer blijk ik me te vergissen in de afstand waarop Chalet Reynard ligt, het punt waar het even wat afvlakt. Het ligt verder weg dan ik denk. Slechte nieuws: het bos is nog niet afgelopen. Goede nieuws: de top is vanaf dat punt dus dichterbij. Ineens de bocht richting Chalet. Opschakelen, tempo maken en even wat drinken. Tijd voor de finale 6 kilometer!

Ondertussen voorin

De koers kent vele gezichten. Ik voel, denk en ervaar mijn eigen werkelijkheid. Ondertussen is het vooraan oorlog. Uit de overlevering begrijp ik dat Jakob Jeroen van Calseijde uit het wiel heeft gereden, 400 meter maar liefst. Al reconstruerend becijferen Ewold en ik later dat dit minder geweest moet zijn. Solo aan kop rijdt Jakob het laatste kale stuk Ventoux richting de top. Luttele kilometers voor de finish komt Jeroen terug en neemt de kop over. Ze spelen met elkaar en de wind. Jakob probeert het tempo van Jeroen te volgen.

Ze rijden tegen de 20 km/u bergop! Het wordt Jakob iets teveel. Alles wat hij heeft gegeten komt eruit. Over z’n stuur, kleren. Letterlijk het snot en de kots voor ogen. Elegante sport dat wielrennen. In de laatste kilometer rijdt Jeroen Jakob los en komt als eerste over de streep in een tijd van 1:17. Jakob volgt een minuutje later. Iets daarachter weet Mark Keijsers zijn groepsgenoten achter zich te laten. Hij wordt derde.

Wind

Een eind daarachter draai ik moederziel alleen het laatste kale stuk richting de top op. Achter me zie ik niemand, voor me evenmin. Alleen met mijn fiets, de berg en vooral ook de wind. De Ventoux doet haar naam eer aan. Maar de wind waait hier fors in de rug. Dat is een meevaller! Ik kan een paar tandjes zwaarder schakelen en tempo rijden. Het is bloedkoud en er waaien flarden mist langs. Toch geniet ik van de inspanning en de totale desolaatheid.

De mist wordt steeds dikker. De top is niet te zien. Doordat ik een jaar eerder hier ook reed, kan ik wel inschatten waar ik ongeveer ben. De kilometers gaan sneller voorbij dan ik verwacht. Dat zou toch een goede tijd moeten worden! Ik haal enkele wielrenners in, geen Gaulisten.

Col des Tempêtes

Het monument voor Tommy Simpson doemt op. Een traditionele groet naar deze legende die zijn dood vond op de Ventoux. Vanaf hier is het een steile eindsprint naar de top. Ik draai langs de Col des Tempêtes, bij helder weer kun je hier de Mont Blanc zien liggen. Maar het is allesbehalve helder, de mist waait om mijn hoofd, en op de onherbergzame col heeft de wind vrij spel. Nog 1 bocht, dan ben ik er!

Ik kom uit het zadel, en zet nog een keer extra aan. Jakob komt me dik ingepakt tegemoet op weg naar beneden, vlak daarachter Jeroen. Maar ik ben alleen nog maar bezig met zo snel mogelijk boven komen.

De Bocht

Dan De Bocht. Een haarspeld naar rechts, ik draai mijn fiets in, en krijg vervolgens windkracht 10 die over de bergtop komt denderen op mijn lijf en fiets. Ik hou mijn stuur niet meer, probeer uit alle macht de goede kant op te sturen, maar met deze wind gaat dat niet. Ik stap af, althans, ik voer een soort beweging uit die erin resulteert dat ik met m’n voeten op de grond terecht kom.

Ondertussen wil de wind er met mijn lichte carbon fiets vandoor. Hij waait alle kanten op. Mijn fietsbril waait uit mijn helm en vliegt over de stenen. Die is verloren. Ik hou mijn fiets wapperend als een vendel in de wind, die mijn adem letterlijk afsnijdt. Enkele meters verderop is een muur, als ik daar maar achter weet te komen.

In een soort processie van Echternach -2 stappen vooruit, 1 achteruit- kruip ik dichterbij de witte muur. Het lukt me om een railing vast te grijpen en mijzelf en fiets in relatieve luwte te trekken. Nog steeds waait de wind loeihard om mijn oren, maar nu iets minder genadeloos. Opstappen is geen doen meer, rennend op fietsschoenen leg ik de laatste tientallen meters naar de finish af, die verderop in de mist verscholen ligt.

Het volgende filmpje laat treffend zien hoe hard het waaide op de top:

 

Top

Mede-Gaulisten en de filmploeg duiken op, ik heb het gered. Bernadette roept mijn tijd: 1:32:34. Ongelooflijk! Een volle 10 minuten sneller dan mijn streeftijd, die ik vorig jaar op mijn verjaardag heb neergezet, toen fris als een hoentje, zonder eerst honderden kilometers door de bergen te hebben gefietst. Hijgend stort ik tegen een muur. We feliciteren elkaar met de behaalde prestaties.

Snel een windjack en beenstukken aan. Want het is met de gierende wind ijskoud daarboven. Bij het aantrekken van de beenstukken zie ik bloed op mijn enkel. Kennelijk opgelopen in de worsteling met wind en fiets. Het doet verder geen pijn, dus sla er geen acht op.

Afdaling

En nu. Hoe komen we beneden in deze wind? Met mijn fiets kruip ik langs een muur op zoek naar luwte. Dan toch het onvermijdelijke einde van de beschutting en het begin van de plek waar de wind met 10 Beaufort aan komt zetten. Ik zet een pas, maar ga meteen weer terug. Ik geloof dat ik dit niet leuk vind. Doodeng! Dan toch de stap gewaagd. Ik duw mijn fiets tegen de grond, maak mezelf klein, en loop pasje voor pasje door de bulderende wind. Links de bocht om, en daar gaat het weer.

Ik warm mijn ijskoude handen wat op en ga op mijn fiets zitten. Hier komt de wind met enige voorspelbaarheid van voren, en is niet zo gruwelijk hard meer. Langzaam, niet harder dan 30 km/u daal ik af. Harder durf ik met mijn koude handen, de wind en de mist niet. Onderweg roep ik aanmoedigingen naar Gaulisten die nog aan het klimmen zijn, nietsvermoedend van de barre omstandigheden die hen boven wachten.

Chalet Reynard

Langzaam maar zeker kom ik bij Chalet Reynard, waar de mist wat optrekt en er langzaam iets van een gewone wereld zichtbaar wordt. Ik slinger mijn armen rond om wat bloed in mijn ijsblauwe handen te krijgen. Dan de afdaling door het bos. Daar wordt het allengs warmer, en durf ik mijn fiets weer iets meer te laten gaan. Steeds meer weet ik me te ontspannen, en het besef door te laten dringen dat ik een dijk van een beklimming heb gereden.

Beneden in Bédoin komen we een groep Gaulisten tegen, die op een terras van een capuccino aan het genieten zijn. Volwassen, getrainde kerels, die allemaal staan of zitten te trillen als espenblaadjes door de kou in de afdaling. We besluiten maar snel door te rijden naar de camping. Nog een laatste 10 kilometer vals plat omlaag genieten. We hebben het volbracht!

Epiloog

Apetrots en blij om mijn prestatie kom ik terug in onze chalet op de camping. Ik wissel de ervaringen uit met Jakob en Ewold, die beiden dik voor me gefinisht zijn. Dan de welverdiende douche. Ik spoel het bloed van mijn beschadigde enkel en zie dan dat daar een snee in zit die toch wat dieper is dan een doorsnee wond. Mmmm. Ewold is er niet gerust op. Ik consulteer Marit, de arts in het gezelschap, en die bevestigt mijn vermoeden dat ik hier even naar moet laten kijken.

Freek Warger van de filmploeg is zo aardig om me met de auto naar het ziekenhuis van Carpentras te brengen. Daar brengen ze drie hechtingen aan in de snee op mijn hiel. Kennelijk heeft zich ergens in het ballet met wind en fiets een tandwiel in mijn been geboord. Gelukkig is er geen belangrijke pees of spier geraakt. Voldaan en een oorlogswond rijker ben ik op tijd terug om aan te vallen op de barbecue waarmee we een fantastische Mont Ventoux Challenge afsluiten.

Één reactie to “Gaul! Mont Ventoux Challenge dag 4, de Ventoux

  • Ha, altijd fijn om je te lezen. Alsog ik erbij ben dan.
    Mooi ook hoe je de ‘shit’ omschrijft.
    Enne de laatste zinnen doen me aan Ásterix’ denken. Na het aanvallen, aanvallen op het feestmaal.
    Warempel: een (w)aardig slot aan zo’n evenement.

    Leuke slogan: Aanvallen, dat zullen we!.

    Mam.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *